7 maart 2017

Gesloopte gebouwvleugel Zuiderheide wordt voor 90% hergebruikt

Momenteel is aannemer Hegeman bezig met de sloop van een gebouwvleugel van het zorgcentrum Amaris Zuiderheide. Bij slopen denken mensen vaak aan een sloophamer die in een keer een gebouw neerhaalt. Dat is hier niet het geval. Secuur worden alle verschillende materialen van elkaar gescheiden waarna 90% van alle onderdelen van het gebouw worden hergebruikt. Niek Vollenbroek, projectleider van Aannemingsmaatschappij Hegeman B.V, legt uit hoe dit in zijn werk gaat.

‘Allereerst zijn we gestart met het zogenaamd strippen van het gebouw. Dit betekent dat het gebouw volledig wordt teruggebracht naar alleen de draagconstructie. Hierbij scheiden we op de bouwlocatie het afval al zoveel mogelijk. Losse inrichting, zoals keukenblokjes en kasten, worden verwijderd, kozijnen en deuren worden gedemonteerd, vloerbedekking wordt verwijderd en zelfs de bedrading van de stopcontacten wordt er nog apart uitgetrokken. Op de bouwlocatie wordt het sloopafval al zoveel mogelijk in aparte containers gesorteerd. Mede vanuit milieuoogpunt, proberen we alleen met volle containers te rijden. De secure sortering van dit sloopafval gebeurt uiteindelijk bij de sloper op de werf’, vertelt Niek Vollenbroek.

Sorteren

Na het strippen begint het grove werk. Een kraan vergruist ter plekke letterlijk hapje voor hapje het gebouw, waarna slechts nog een berg met puin en staal over blijft. Deze wordt afgevoerd naar de werf van de sloper waar alles nogmaals wordt gesorteerd. Grondstoffen als betongranulaat, staal, koper, hout, kunststof en glas blijven over en worden gerecycled. Van het afval dat niet herbruikbaar is, gaat een klein deel naar de stort. Het grootste deel gaat naar de verbrandingsoven. De verbranding levert weer energie op die bruikbaar is voor opwekking van elektriciteit of stadsverwarming. Zelfs de restjes die overblijven na verbranding (zogeheten slakken) zijn deels bruikbaar voor de aanleg van wegen. ‘Misschien is die 90% zelfs nog wel aan de lage kant!’ aldus Niek Vollenbroek.

Foto: Hans Buitink